Dinsdagochtend, ontbijt.
Man vertrekt bijna, er staan brooddozen en fruitdozen op tafel (sommige al gevuld, sommige nog leeg). Er is havermout, brood, thee…
Plots Mirre: “Ik ben Maartje. Jullie luisteren niet naar mij. Nooit.”
Meteen luister ik wel.
‘Wie ben jij?” vraagt mij man.
“Ik heb al drie keer gevraagd of jullie voor mij een boterham met pindakaas willen smeren. En jullie luisteren niet. Nooit. Dat is zoals bij Maartje, die van de pannenkoeken en de neushoorn.”
Mijn man begrijpt het niet.
Ik probeer niet te grinniken. En voel dat mijn hart een beetje pijn doet.
Dat doen mijn kinderen nu zo vaak. Ze vergelijken zichzelf met personages uit kinderboeken. Enkele jaren terug leken wij wel op reis met Jip en Janneke. Onze toenmalige vierjarige haalde ze overal bij. “Zullen we een ijsje eten?” ‘Ja! Jip en Janneke eten ook een ijsje, he, met oom Henk.” Of onze oudste, leesbeest van 8. “Ah ja, dat weet ik, dat heb ik gelezen in…” (vul gerust zelf aan, van Jommeke tot Oorlogswinter, ze leest alles wat bestaat uit letters en prenten).
En nu dus Mirre, die geen zin heeft in ouders die niet (of nooit, kies gerust) naar haar luisteren en beroep doet op het altijd weer geweldige ‘Neushoorns eten geen pannenkoeken’.
Haar opmerking kwam wel binnen. Ze bleef een hele dag in mijn hoofd en mijn lijf rondzeuren. Luisteren wij echt te weinig? Of zit het wel snor, als wij toch ook veel voorlezen, zoveel, dat hun boekpersonages hun spiegels worden?
We hebben het boek die avond nog eens gelezen. Maartje is een dame met pit - onze dochter ook. Komt wel goed.